De tweede periode van het ontstaan van het schaakspel was tussen 400 vóór en 750 jaar na het jaar 0. De belangrijkste ontwikkeling was dat de legers van de vier spelers uit de eerste periode (Chaturanga), de twee witten en de twee zwarten, werden samengevoegd. Omdat er geen twee koningen konden zijn werd één koning vervangen door een generaal. De generaal was de belangrijkste helper van de koning op het slagveld. Volgens historici is het niet waarschijnlijk dat in het Chaturanga voor twee personen de partij kon worden beslist door mat te geven, het bleef een berovingoverwinning.
In de bloeiperiode van de vroege Arabische Islam (640-750) ontstaat een enorme verbreiding van het schaakspel als de Arabieren op hun veroveringstochten het spel meenemen van Saudi-Arabië naar Noord-Afrika, waar zij behalve Egypte ook Libië, Tunesië, Algerije en Marokko binnenvielen. De namen van de stukken veranderden en ook de vormgeving want de herkenbare Indiase en Perzische stukken pasten niet in de voorschriften van de Koran. Beelden, dus ook schaakstukken, mochten niet lijken op levende wezens en zo ontstonden de abstracte stukken.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten