zondag 21 november 2010

De koning

De koning is het belangrijkste stuk in het schaakspel. De koning is er altijd geweest, ook bij de voorlopers. Van oudsher ontleent de koning zijn macht en waardigheid aan de godheid. Daarom wordt een koning ook nooit geslagen maar houdt het spel op als hij geslagen zou kunnen worden.

In het oude Egypte, in India, in Perzië waren er ‘koningen bij de gratie Gods’, zoals dat zelfs tot vandaag nog over de Christelijke koningen wordt gezegd. De koning was ‘heerser over zijn volk’, hij was ‘de heer der heerscharen’ en hij voerde het leger aan, dat hem diende om de wet en vrede te handhaven, om zijn land te verdedigen bij aanvallen en, niet in de laatste plaats, om te helpen bij de uitbreiding van zijn land. Dat oorlog voeren zat de oude koningen in het bloed, je kon rustig spreken van een militair koningschap. De figuur van de koning is in het schaakspel nooit noemenswaardig veranderd.


Je moet de anekdote over het ontstaan van het schaakspel kennen. Er was eens een koning die een beetje moe werd van al dat oorlog voeren en zich intellectueel wilde verstrooien. Via herauten (omroepers) loofde hij een grote beloning uit voor een spel dat hem uit zijn verveling kon halen. Na vele mislukte pogingen meldde zich de uitvinder Sissa Ibn Dahir aan het hof, met het eerste schaakspel. Koning Shihram was zo onder de indruk dat hij zei: “Zeg mij wat je wenst, Sissa, en het zal geschieden”. Toen zei Sissa: “Doe mij maar één graankorrel op het eerste veld, twee op het tweede veld en dan op ieder volgend veld het dubbele.” De koning ontstak in grote woede: “Wat is dat voor een eenvoudige beloning? Neem mijn dochter, of een stuk land!” Maar Sissa hield voet bij stuk en toen later bleek dat er niet genoeg graan op de hele wereld was om de beloning in te lossen, wist de koning niet wat hij meer moest bewonderen, de uitvinding van het schaakspel of de onmogelijke beloning.


De wiskundige formule is 2 tot de 64e - 1 en dat zijn precies 18.446.744.073.709.551.615 graankorrels, meer dan vele malen de wereldproductie.

woensdag 3 november 2010

De koningin

In Chaturanga, de directe voorloper van ons schaakspel, hadden alle vier spelers een koning. Toen de witte en zwarte legers werden samengevoegd, volgens sommige encyclopedieën vanaf het jaar 500, wilde men niet twee koningen per kleur hebben. Dus werd één koning gedegradeerd tot generaal. De generaal moest in het veld uitvoeren wat de koning hem vanuit zijn kasteel opdroeg. Daarom kreeg de generaal op het schaakbord slechts de helft van de macht van de koning (acht velden): hij mocht alleen maar kiezen uit de vier diagonale aanliggende velden. De generaal bleef altijd op dezelfde kleur en was nog zwakker dan de loper.


Als het spel naar Europa komt, rond het jaar 1000, verandert de benaming voor het stuk ‘de generaal’. In het bewaard gebleven manuscript ‘Elegia de Ludo Scachorum’ uit 1195 wordt gerept van ‘Femina’, dat betekent vrouw. In de Middeleeuwen duikt hier en daar ‘Regina’ op (betekent koningin) en in een manuscript uit 1403 heeft men het over ‘Coninghinne’. In die tijd speelde er dus een transseksueel stuk naast de koning: in de Arabische landen een man en in Europa een vrouw.

Pas vanaf 1500 krijgt ‘De Koningin’ of ‘De Dame’ haar huidige kracht. Zij wordt sterker dan alle andere stukken maar de koning blijft natuurlijk het meest belangrijke stuk. Er wordt veel gespeeld aan het hof en door edelen. De stukken vertegenwoordigen meer een complete hofhouding dan een slagveld. De figuur naast de koning werd daarom min of meer vanzelfsprekend de koningin.