De loper was bij het ontstaan van het schaakspel, bij de voorlopers, een olifant. Nou werden olifanten, naast paarden, ook gebruikt in het Indiase leger, ten tijde van de chaturanga-variant, toen ze een partij nog met vier spelers speelden. Tot ongeveer 1500 was de loper ook een realistische olifant op het schaakbord, soms gesneden van ivoor.
Door de invloed van de Arabieren ontstonden abstracte stukken voor de loper, soms met twee uitsteeksels, die stonden voor de slagtanden, soms alleen een rechtopstaande slurf. In het Russisch heet de loper ‘Slon’ en dat is hun woord voor olifant. De loper was eerst een zwak stuk, het ging weliswaar over de diagonaal maar maakte slechts een sprongetje waarbij één veld werd overgeslagen, dus van b1 naar d3 en vanuit d3 de keuze naar b1, b5, f5 en f1.
Toen de olifant loper werd mocht hij naar alle velden op de diagonaal, dat was een enorme uitbreiding van de mogelijkheden. Met de verandering van een springende naar een lopende, rennende figuur werd tevens de naam veranderd in ‘raadsheer’ en/of ‘loper’. In de Germaans verwante talen kun je dat ook nog terugvinden in ‘Läufer’ en ‘Löpare’. De loper is als je er over nadenkt het stuk dat de grootste metamorfose heeft ondergaan, zowel in benaming als vormgeving.
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten