woensdag 3 november 2010

De koningin

In Chaturanga, de directe voorloper van ons schaakspel, hadden alle vier spelers een koning. Toen de witte en zwarte legers werden samengevoegd, volgens sommige encyclopedieën vanaf het jaar 500, wilde men niet twee koningen per kleur hebben. Dus werd één koning gedegradeerd tot generaal. De generaal moest in het veld uitvoeren wat de koning hem vanuit zijn kasteel opdroeg. Daarom kreeg de generaal op het schaakbord slechts de helft van de macht van de koning (acht velden): hij mocht alleen maar kiezen uit de vier diagonale aanliggende velden. De generaal bleef altijd op dezelfde kleur en was nog zwakker dan de loper.


Als het spel naar Europa komt, rond het jaar 1000, verandert de benaming voor het stuk ‘de generaal’. In het bewaard gebleven manuscript ‘Elegia de Ludo Scachorum’ uit 1195 wordt gerept van ‘Femina’, dat betekent vrouw. In de Middeleeuwen duikt hier en daar ‘Regina’ op (betekent koningin) en in een manuscript uit 1403 heeft men het over ‘Coninghinne’. In die tijd speelde er dus een transseksueel stuk naast de koning: in de Arabische landen een man en in Europa een vrouw.

Pas vanaf 1500 krijgt ‘De Koningin’ of ‘De Dame’ haar huidige kracht. Zij wordt sterker dan alle andere stukken maar de koning blijft natuurlijk het meest belangrijke stuk. Er wordt veel gespeeld aan het hof en door edelen. De stukken vertegenwoordigen meer een complete hofhouding dan een slagveld. De figuur naast de koning werd daarom min of meer vanzelfsprekend de koningin.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten